Het woord van de voorzitter
De Dolende Ridder
Met mijn boekenkast gaat het van kwaad naar erger. Het was nochtans goed begonnen met in slagorde rechtopstaande boeken als soldaatjes op een rij. Er lagen toen ook reeds wat illegalen achter de zichtbare rijen, maar ze waren dus niet zichtbaar, tenminste voor wie het niet aandurfde om verder te neuzen. Nadien is de ruimte tussen de staande boeken en de schabben daarboven opgevuld met liggende exemplaren. Maar ook dat volstaat niet meer.
Er staan nu boeken in lange rijen aan te schuiven om erin te mogen, maar er is geen plaats. Saneren is dan ook de boodschap, maar ik kan het niet. Ik heb nochtans reeds de Franstaligen uitgewezen naar hun kast van herkomst, alhoewel er waardevolle kleppers tussen zitten zoals “La Peste” en “L’Annonce faite à Marie” om maar die te noemen.
Ik kan toch niet mijn gepensioneerde prijsboeken gaan buitenzetten die ik destijds in de lagere school heb gekregen en die, jawel, werden uitgegeven door het Davidsfonds.
Dankzij het Davidsfonds heb ik voor het eerst kennis gemaakt met Galileo Galileï, Pieter-Jan De Smet s.j., en … “De Dolende Ridder”.
Het levensverhaal van Galileï heb ik nadien nog kunnen gebruiken bij een schoolvoordracht. Pieter-Jan De Smet, die de Sioux trachtte te bekeren, ben ik later wat uit het oog verloren. Maar “De Dolende Ridder” daarentegen heb ik tijdens de schoolvakanties minstens vijf keer gelezen. Dat was nog eens een verhaal over koene ridders en mooie edelvrouwen. Een verhaal over zo van die ouderwetse deugden als edelmoedigheid, moed, trouw aan het gegeven woord, nakomen van gedane beloften. Om het kort te houden, iets wat bij de meeste politici niet meer terug te vinden is.
“De Dolende Ridder” herlezen lukt niet meer, want het boek valt uiteen. Het is zoals met die ouderwetse deugden.
René De Ranter
voorzitter